Uitleg bij de twee stambomen

De Walta stamboom kan op een aantal manieren worden weergegeven, afhankelijk van welke informatie gezocht word.

Antonis Scepers / Praets is de stamvader van één van de Walta takken die later onstaan, in dit geval van mijn (Huib's) tak.

Reijn Seerps is de stamvader van Age Wabes' kinderen, die de Walta naam aannemen. Zijn dochter Sietske (een verre grootmoeder van mij) neemt ook de naam Walta aan, en haar kinderen doen dat ook, zodat, ondanks dat Sietske een vrouw is, toch de naam Walta in mijn tak terecht komt.


Herkomst van de naam Walta

Halverwege de 17e eeuw hadden alleen edelen en aanzienlijke burgers een achternaam. "Gewone" mensen hadden een roepnaam, aangevuld met de roepnaam van hun vader. Daaraan kwam een einde met de invoering van de burgerlijke stand. In Friesland was dat in 1811/1812. Toen moest iedereen zich met zijn bestaande achternaam aanmelden of er anders één kiezen. De Walta's waren pachtboeren, maar zij hadden toch al halverwege de 17e eeuw de naam Walta, die we voor het eerst tegen komen bij Steffen Annes die in 1698 een pachtboerderij dreef op het gebied van het voormalige Walta-slot van Tjerkwerd.

In de vroegste geschriften wordt aan het eind van de 12e eeuw al het geslacht Walta vermeld. In 1396 wordt de naam Tyarck Waltha genoemd, zijnde een aanhanger van de "grote Fries", de edelman Juw Juwinga. Deze Tyarck (Tjerk) Walt(h)a wordt door Albrecht van Beieren tot baljuw van de Grietenij Wonseradeel benoemd. In 1398 legde Tjerk na de tweede tocht van hertog Albrecht tegen Friesland, de eed van trouw af aan Willem van Oostervant, de latere graaf Willem VI van Holland. In deze tijd woedden er in Friesland bloederige twisten tussen de Vetkopers en de Schieringers (te vergelijken met de Hoekse en Kabeljauwse twisten in Holland). In 1399 wordt deze Tjerk Walta, een Vetkoper die later lid werd van de Schieringer partij, naar Den Haag afgevaardigd om te onderhandelen over een "zoenbrief" (verzoeningsverdrag). In 1400 vertoefde Tjerk in Haarlem, waar hij werd begiftigd met de heerlijkheden Tjerkwerd, Allingawier, Makkum, Exmorra, en Korwerd. In 1411 zou Tjerk Walta lid geweest zijn van de Schieringer partij, maar toen in 1422 door een aantal vooraanstaande Schieringers een verdrag werd getekend, stond zijn naam er niet bij. In Tjerkwerd stond een Walta-State, dat in het midden van de 15e eeuw (door vererving of huwelijk) in het bezit kwam van de zich vervolgens Walta noemende Tjerck Goslicks Juwinga. (Een State of Stins is een adellijk landhuis of slot). Deze State werd in 1494 verwoest, maar kennelijk weer opgebouwd, want later wordt er weer gesproken over de Walta-State in Tjerkwerd. In Friesland waren nog twee andere Walta-States: één in Wieuwerd (waar vanaf ±1450 de familie van Sybren van Walta woonde (met de volgende generaties: Agge Sybrens, P(i)eter Agges, Douwe P(i)eters, Pieter Douwes, enz) en één in Bozum (waar tot 1839 Pier Epes van Walta woonde). Deze Walta's waren grootgrondbezitters en machtige notabelen die heersten over hun gebied. De States waren het middelpunt van de veldslagen waarbij veel bloed vergoten werd. Er zijn bronnen uit 1514 die getuigen van de verwoesting van de Walta-State in Wieuwerd. In de kerk van Wieuwerd is informatie te krijgen over deze adellijke familie (van) Walta. Drie kleindochters van Pieter Douwes van Walta (Anna, Maria en Lucia van Aerssen) waren lid van de kloosterachtige geloofsgemeenschap de Labadisten ("een gereformeerde en van de wereld afgescheiden gemeente", zoals zij zichzelf omschreven), volgelingen van Jean de Labadie. Later hebben de Labadisten de Walta-State van Wieuwerd in eigendom gekregen als klooster. In de kelder van de kerk zijn nog enige mummies uit die tijd te bezichtigen. De grafkelder onder de kerk was het familiegraf van de adellijke familie Walta. Het is niet bekend wie de mummies zijn die er liggen. Misschien Walta's, misschien Labadisten.

Uiteindelijk zijn de adellijke families Walta uitgestorven en de States waren verwoest of gingen in andere handen over. De Walta-State van Tjerkwerd ging over op de families Herema en Cammingha (Kamminga) "heeren van Ameland", tot ook dit geslacht uitstierf. Later werden de boerderijen op deze landgoederen verpacht. In 1698 woonde Steffen Annes op zo'n pachtboerderij, in Dedgum, met zijn vrouw Stijntje Beens (Berends) en 8 kinderen. Omdat de boerderij op het vroegere gebied van de Walta-State Tjerkwerd lag, werd dit gezin door omwonenden aangeduid als "Van Walta". Zo zijn ze al in de 17e eeuw aan hun achternaam gekomen, die pas in 1811 bij de invoering van de burgerlijke stand in Friesland, officieel werd.

Tekst: Ineke Cornelissen